19, 20 en 21 Eeuwse Kunst


Toevoegen aan winkelwagen
Maximum: 1

Brink, Jan Roelof van den Brink
[2007019]

€850,00

5 van 5 sterren5 van 5 sterren

Jan Roelof van den Brink
1915-2006

Jan Roelof M. van den Brink ziet het levenslicht in het Gooise schilderdorp Laren (N-H). Zijn vader Cornelis van den Brink was daar tapijtfabrikant. Hij had één oudere en twee jongere broers. Op prille leeftijd al vervaardigt Jan potloodschetsjes en nauwkeurige tekeningen van speelgoed, boerderijen en het gevarieerde Gooise landschap in en rondom Laren.

GEHEIMEN VAN HET SCHILDERSVAK
Op de Hilversumse HBS spreken de vakken economie en tekenen hem in gelijke mate aan. Het HBS-examen in Hilversum sluit hij af met een 10 voor tekenen. Inmiddels is hij dan bevriend geraakt met enkele Larense schilders. Willem van Nieuwenhoven en Jan Smit introduceren hem in de geheimen van het schildersvak. De Franse schilder Paul Cézanne zal later zijn grote inspirator worden.

Van den Brink overweegt na de HBS tekenleraar te worden. Zijn nuchtere vader echter en zijn eigen realiteitsbesef doen hem besluiten dit niet te doen, maar economie te gaan studeren. Economie, een studierichting die hem is gaan boeien mede door de economische crisis van de jaren dertig en de grote werkloosheid die ook de wevers van de tapijtfabriek van zijn vader treft.

Kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog gaat Van den Brink Staathuishoudkunde (later Economie genoemd) studeren in Tilburg. Hij studeert cum laude af en promoveert eveneens cum laude in 1942 met het proefschrift getiteld: ‘Maatschappijstructuur en werkgelegenheid’. Daarna maakt hij carrière als ambtenaar bij het ministerie van Economische Zaken, als hoogleraar Economie in Nijmegen, lid van de Eerste Kamer voor de Katholieke Volkspartij (K.V.P), Minister van Economische Zaken (1948-1952) en tot slot vooral als bestuurder van de Amsterdamsche Bank (1952-1964), later AMRO-bank (1964-1978).

EERSTE LIEFDE
Van den Brink verloochent zijn eerste liefde, de schilderkunst, tijdens zijn lange maatschappelijke loopbaan niet. Hij ontwikkelt zich gaandeweg tot gepassioneerd kunstenaar. Als vermaard econoom blijft hij steeds tekenen en schilderen, vaak in verloren uurtjes na het werk en in het weekend, maar ook tijdens zomervakanties en reizen die hij veelal voor zijn werk maakt.

In een drukke periode van talrijke openbare functies bekwaamt Van den Brink zich gaandeweg in de aquareltechniek, die zich bij uitstek leent voor het snel werken en het artistiek vatten van het moment.

Het contact in 1974 met de Haarlemse schilder Kees Verwey, die in dat jaar een portret van zijn vrouw Anneke vervaardigt, is van grote betekenis voor Van den Brink. De losse, spontane manier waarop Verwey werkt, inspireert hem tot een vrijere en meer gedurfde schilderstijl. Diens kritische raadgevingen zijn richtinggevend voor de verdere artistieke ontwikkeling van Van den Brink.

EERSTE LIEFDE WORDT TWEEDE LEVEN
Enkele weken na zijn zestigste verjaardag in 1975 vindt in Singermuseum Laren zijn eerste tentoonstelling plaats, getiteld Second life. Deze tentoonstelling komt vooral tot stand op aandrang van kunstvrienden, waaronder de katholieke dichter Gabriël Smit die de opening verricht. Smit spreekt hierbij over “een bijzonder boeiende getuigenis van volledige menselijkheid”, doelend op het vrij uitzonderlijke samengaan van uitgesproken zakelijke en musische kwaliteiten in één persoon.

Daarna volgen diverse (verkoop)tentoonstellingen, onder andere bij Kunsthandel Broekhoven te Amsterdam (1981), nogmaals in Singermuseum Laren ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag, in Het Rosa Spierhuis in Laren, meerdere malen bij Galerie Jas te Utrecht (jaren ’90) en tot slot in New-York (1997). Aanleiding voor deze laatste tentoonstelling vormt een serie aquarellen over het leven van Everardus Bogardus, die de eerste dominee werd van Nieuw-Amsterdam, het latere New-York. Het lezen van een biografie over Bogardus inspireerde Van den Brink tot het maken van de serie. In 2014 is deze nogmaals tentoongesteld, nu in Stadsmuseum Woerden.

Motieven voor zijn schilderijen en aquarellen vindt Van den Brink op reis, maar vaak ook in en om het huis, getuige de vele portretstudies van huisgenoten en talrijke impressies van de tuin van Nieuw Tara, zijn huis in Hilversum. Hij schildert in zijn atelier aldaar vele stillevens, vooral van rijke bloemboeketten met zorgvuldig geplaatste objecten. In zijn tweede huis in de Provence bevindt zich ook een ruim atelier. Het werk dat hij daar maakt wordt gekenmerkt door heldere kleuren en een bijzonder oog voor de natuur.

Heel bijzonder zijn de thematische series van aquarellen over onderwerpen die hem boeien of een bijzondere betekenis voor hem hebben, zoals de Sint-Jansprocessie in Laren. Die serie van 15 grote aquarellen ontstaat naar aanleiding van het overlijden van zijn oudste dochter Daniëlle. De schilder hervindt door de artistieke verbeelding van de Sint-Jansprocessie, waaraan hij van jongs af aan actief deelneemt, kracht en vertrouwen.



In 1996 ontstaat zijn magnum opus ‘De eeuw van Picasso’. Een serie van 56 aquarellen met bij elk werk in essay-vorm een bijbehorende tekst. Ook hier vormde een biografie de aanleiding, ditmaal van de hand van John Richardson.

De schilderstijl van Van den Brink ontwikkelt zich van impressionistisch-realistisch in de jaren dertig van de vorige eeuw, tot abstraherend, maar nog steeds figuratief in de jaren negentig. Vaak is sprake van een krachtige rijke tonaliteit en uitbundig sprankelend coloriet, waarbij diepe, sterk contrasterende kleuren opmerkelijk harmonieus samengaan.

Vorm en compositie worden met verloop van tijd minder gedetailleerd, krachtiger, gedurfder en ook overtuigender. Overwegend spreken zelfverzekerdheid, dynamiek en een evident positieve grondtoon uit het werk, met als opmerkelijke uitzondering een aantal sombere, vrij beklemmende zelfportretten uit de jaren negentig.

“Zie ik iets wat me raakt, dan wil ik ‘t schilderen” zegt Van den Brink in een kranteninterview. “Schilderen begint bij mij met een feest voor de ogen dat me in verrukking brengt.” Van den Brink is géén sombere schilder. Schilderen is voor hem steeds een uitdagende, positief getinte dialoog met de werkelijkheid. De belevenis van het zien leidt, naar eigen zeggen, tot een kunstwerk: “een nieuwe werkelijkheid die er daarvoor niet was”.

Schilderen is voor Jan Roelof van den Brink bij uitstek een uitlaatklep voor emotie en gevoel. Schilderen is zijn passie en ‘tweede leven’ naast vooral ook ná zijn drukke maatschappelijke carrière. In een interview met Bibeb voor Vrij Nederland in 1978 noemt van den Brink zich “een in zijn diepste wezen schuwe man”. Vaak vertelde hij zijn kinderen hoe hij die aangeboren verlegenheid overwon. Voor een zaal met driehonderd mensen spreken was voor hem uiteindelijk géén enkel probleem meer, maar een direct meer persoonlijk en gevoelsmatig contact, zoals dat met de interviewer bleef moeilijk.

Zijn gevoelsmatige en emotionele kant deelt van den Brink vooral en bij voorkeur met zijn omgeving en de buitenwereld via zijn schilderijen en aquarellen.

In 1983 wordt het werk van Jan Roelof van den Brink ondergebracht in de Kunststichting Nieuw-Tara. Deze stichting heeft tot doel ‘Het bevorderen van en het zich dienstbaar maken aan de beeldende kunst in en buiten Nederland, zulks in de meest ruime zin des woords’.

Wij zijn de schilder als familie én als bestuur van de Kunststichting Nieuw-Tara dankbaar voor de rijke artistieke nalatenschap in de vorm van honderden schilderijen, aquarellen en schetsboekbladen, en willen het feest voor de ogen dat hij een leven lang meemaakte en in zijn kunst vorm gaf, via deze website graag met u delen.

Na zijn pensionering was Van den Brink actief als kunstschilder. Onder andere maakte hij een serie van 33 aquarellen bij een biografie over het leven van Everardus Bogardus.[1]

Hij exposeerde onder andere in het Singer Museum in zijn geboorteplaats.

Dit voorjaar toont het Stadsmuseum Woerden werk van Jan Roelof van den Brink, voormalig minister van Economische Zaken en topman van de ABN AMRO Bank. Van den Brink wijdde de jaren na zijn carrière aan de kunst. Ook had hij veel belangstelling voor geschiedenis en het ontstaan van de Verenigde Staten. Hij werd gegrepen door het verhaal van Everardus Borgardus: een Woerdense wees die in de zeventiende eeuw als predikant vertrekt naar Nieuw Amsterdam, het huidige New York. In dit ruige, onontgonnen gebied verspreidde Bogardus het evangelie onder Indianen, Afrikaanse slaven en blanke kolonisten. Jan Roelof van den Brink beeldde dit wonderlijke levensverhaal af in 33 aquarellen.

Expositie: Stadsmuseum Woerden
De aquarellen van Jan Roelof van den Brink

Over de tentoonstelling: de aquarellen van Jan Roelof van den Brink.

Een reeks aquarellen van de hand van Jan Roelof van den Brink (1915-2006). Deze oud-minister van Economische Zaken (KVP) en oud-topman van de AMRO bank ontwikkelde zich na zijn pensioen tot een verdienstelijk schilder. Deze reeks heeft het veelbewogen leven van Everardus Bogardus (1607-1647) tot onderwerp, de Woerdense weesjongen die het bracht tot predikant van Nieuw-Amsterdam.

Johannes Roelof Maria (Jan) van den Brink (Laren, 12 april 1915 - Hilversum, 19 juli 2006) was een Nederlandse politicus en bankier. Van 21 januari 1948 tot en met 2 september 1952 was hij minister van Economische Zaken in de kabinetten Beel I, Drees-Van Schaik en Drees I. Hij werd enkele keren gevraagd om minister-president te worden, maar wees dat telkens af.

Van den Brink, zoon van een tapijtfabrikant uit Laren (Van den Brink & Campman) studeerde cum laude af in de economie aan de Katholieke Hogeschool in Tilburg en werd in 1940 ambtenaar op de afdeling economische voorlichtingsdienst van het ministerie van Economische Zaken. In hetzelfde jaar werd hij adviseur bij het directoraat Handel en Nijverheid van het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. In 1941 werd hij bij hetzelfde ministerie adviseur bij de dienst tot regeling van prijzen. In 1942 was hij bij dit ministerie chef van de afdeling prijzenpolitiek.

In 1942 promoveerde hij cum laude op de dissertatie Maatschappijstructuur en Werkgelegenheid, waarin hij nivellering en keynesiaans overheidsingrijpen bepleitte als oplossing voor de conjuncturele werkloosheid die in zijn ogen onvermijdelijk was in een laat-kapitalistische economie, waarin vanwege monopolies het evenwicht in de economische activiteit steeds ver beneden de productiecapaciteit ligt. Volledige werkgelegenheid zou de economie verstoren, omdat daardoor looneisen zouden gesteld worden die een looninflatie-spiraal zouden ontketenen.

De in 1942 ondergedoken Van den Brink was actief in het verzet en werkte mee aan het illegale blad Je Maintiendrai. Binnen het verzet had hij al in de oorlog gesprekken met politieke kopstukken als de katholieken De Quay en Romme, maar ook met de socialist Schermerhorn. Deze gesprekken leidden tot de oprichting van de niet-confessionele Nederlandse Volksbeweging, die na de bevrijding de verzuiling van het vooroorlogse Nederland zou moeten doorbreken. Kort na de bevrijding werd Van den Brink, die de NVB te sterk voor de planeconomie zag opteren, desondanks bestuurslid van de R.K.S.P. en later van de K.V.P.

Hij was op zijn dertigste al hoogleraar Staatshuishoudkunde in Tilburg en Eerste Kamerlid voor de KVP. Van den Brink werd op 7 augustus 1948 de jongste minister uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis, toen hij in het kabinet-Beel I de zieke Gerardus Huysmans opvolgde op Economische Zaken.

Tussen 1948 en 1952 had hij een belangrijk aandeel in de economische wederopbouw van Nederland. Van den Brink wist in het kabinet-Drees-Van Schaik, waaraan ook de PvdA deelnam, door te zetten dat eigen initiatief en ondernemerschap en dus niet strakke overheidsplanning en bureaucratie, de grondslag van de economische orde in Nederland zouden zijn. Samen met zijn directeur-generaal Albert Winsemius formuleerde hij in vier Industrialisatienota's zijn plannen voor de modernisering van de Nederlandse industrie, die de motor werd van de welvaartsstaat. Hij werd daarbij overigens begunstigd door de Marshall-hulp en grootscheepse particuliere investeringen door Amerikaanse bedrijven. Het opbouwen van basisindustrieën, zoals staalindustrie en chemische industrie en een vrij verkeer van geld en goederen waren in de ogen van Van den Brink en Winsemius de basis voor een succesvolle moderne economie.

Hij stapte in 1952 over naar de Amsterdamsche Bank. Van 1964 tot 1978 was hij lid van de Raad van Bestuur van de AMRO Bank, de laatste jaren als voorzitter. In 1976 keerde Van den Brink zich met acht medestanders uit de bankwereld en de industrie tegen het in hun ogen nivellerende en keynesiaanse beleid van het kabinet-Den Uyl.

Hij wees, zoals afgesproken met zijn echtgenote, herhaalde verzoeken om minister-president, minister of formateur te worden af. Het premierschap liet hij aan zich voorbijgaan omdat hij in de bankwereld meer geld kon verdienen. Na zijn pensionering was Van den Brink actief als kunstschilder. Onder andere maakte hij een serie van 33 aquarellen bij een biografie over het leven van Everardus Bogardus.[1]

Hij exposeerde onder andere in het Singer Museum in zijn geboorteplaats.

Onderscheidingen
Nederlandse:

Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau (30 september 1952)
Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau

Buitenlandse:

Grootkruis in het Legioen van Eer
Grootkruis in de Kroonorde (België)
Grootofficier in de Orde van de Heilige Gregorius de Grote
Ridder in de Orde van het Heilig Graf van Jeruzalem

Publicaties:

Artikelen in Je Maintiendrai.
Maatschappijstructuur en Werkgelegenheid. Dissertatie Tilburg, 1942.
De Brief van Negen. Open brief aan het kabinet-Den Uyl, 1976.
Zoeken naar een 'Heilstaat'. Opbouw, neergang en perspectief van de Nederlandse welvaartsstaat. Amsterdam, 1984

Overzicht tentoonstellingen en exposities:

1966 ‘Corsica’, Barclays Bank New-York USA

1975 ‘Second Life’, Singer Laren (N.-H.), overzichtstentoonstelling

1977 ‘Stuwing’, Stedelijk Museum Amsterdam, groepstentoonstelling

1979 ‘Asakusa Cannon Tempel’, Akzo-hoofdkantoor Arnhem

1979 ‘Sint Janslied’, Rosa Spierhuis, Laren (N.-H.)

1980 ‘Sint Janslied’, Singer, Laren (N.-H.)

1981 Verkoop expositie, Kunsthandel Broekhoven, Amsterdam

1989 ‘Sint Janslied’, Johanniter tehuis Theodotion, Laren (N.-H.)

1990 Overzichtstentoonstelling, Singer Laren, Laren (N.-H.),

1991 Verkoop expositie, Galerie Jas Utrecht, Utrecht

1993 Tentoonstelling, Kloosterkerk ‘Volk Onderweg’, Den Haag

1994 Tentoonstelling, Johanneshove, Laren (N.-H.)

1995 Verkoop expositie, Galerie Jas, Utrecht

1995 Overzichtstentoonstelling, Singer, Laren (N.-H.)

1997 ‘Everardus Bogardus’, Sociëteit De Witte, Den Haag

1997 ‘Everardus Bogardus’ (1606-1647), the life and times of a dutch orphan, European American bank te New York, ter gelegenheid van listing of shares ABN-AMRO aan de New York stock exchange

Hoofdfuncties en beroepen

-
ambtenaar economische voorlichtingsdienst, ministerie van Economische Zaken, 1940
-
adviseur directoraat Handel en Nijverheid, ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, van 1940 tot 1941
-
adviseur dienst tot regeling van prijzen, ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, 1941
-
chef afdeling prijzenpolitiek, ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, 1942
-
hoogleraar staatshuishoudkunde en statistiek, Katholieke Universiteit Nijmegen, van december 1945 tot 21 januari 1948
-
lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 20 november 1945 tot 20 januari 1948
-
minister van Economische Zaken, van 21 januari 1948 tot 2 september 1952
-
lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 27 juli 1948 tot 12 augustus 1948
-
algemeen adviseur N.V. "Amsterdamsche Bank" en N.V. "Incasso-Bank"., van oktober 1952 tot maart 1954
-
lid Raad van Bestuur N.V. "Amsterdamsche Bank" en N.V. "Incasso-Bank", van maart 1954 tot 1 januari 1965
-
lid Raad van Bestuur N.V. "Amsterdam-Rotterdam Bank" (Amro-bank) N.V., van 1 januari 1964 tot 1978
partijpolitieke functies

-
lid bestuur Centrum voor Staatkundige Vorming (wetenschappelijk bureau KVP), van augustus 1945 tot maart 1947
-
lid partijbestuur KVP, van 1946 tot 1947
nevenfuncties

-
voorzitter R.K. Jonge Middenstandersvereeniging, omstreeks 1940
-
lid hoofdbestuur NVB (Nederlandse Volksbeweging), van 14 september 1945 tot januari 1946
-
lid Staatscommissie inzake de nationalisatie van De Nederlandsche Bank (Staatscommissie-De Vries), van 9 november 1945 tot 3 december 1946
-
lid Nederlandse delegatie Ronde Tafel Conferentie over West-Indië, januari 1946
-
economisch adviseur KAB (Katholieke Arbeiders Beweging), tot januari 1948
-
lid Raad van Commissarissen N.V. Amsterdamsche Bank, van 1946 tot 1948
-
lid Raad van Commissarissen N.V. Robeco (Rotterdams beleggingsconsortium)
-
lid Raad van Commissarissen N.V. Amsterdamsche Bank, van oktober 1952 tot maart 1954
-
lid Raad van Commissarissen N.V. Nederlandse Spoorwegen, van 1952 tot 1985
-
lid Raad van Commissarissen verzekeringsmaatschappij "Eerste Nederlandsche", van 1953 tot 1961
-
lid Raad van Commissarissen N.V. AKU (Algemene Kunstzijde Unie), van 1953 tot 1961
-
lid Raad van Commissarissen N.V. SHV (Steenkolen Handels-Vereniging), van 1954 tot 1987 (later voorzitter SHV Holdings N.V.)
-
lid curatorium Centrale Stichting Studentenhuisvesting, vanaf 1957
-
lid Commissie van Toezicht Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam, van december 1959 tot 10 maart 1988
-
lid commissie van onderzoek wijziging rechtsvorm van de onderneming (commissie-Verdam), van april 1960 tot 19 januari 1965
-
voorzitter Raad van Commissarissen N.V. AKU (Algemene Kunstzijde Unie), van 1961 tot 1969
-
lid College van Curatoren Katholieke Universiteit Nijmegen, omstreeks 1962
-
voorzitter Raad van Commissarissen Ford Nederland
-
lid Raad van Commissarissen N.V. Koninklijke Gist- en Spiritusfabriek
-
lid Raad van Commissarissen "Internationaal gewapend betonbouw Breda"
-
lid Raad van Commissarissen N.V. Koninklijke Nederlandse Papierfabriek Maastricht
-
(vice)voorzitter Raad van Commissarissen verzekeringsmaatschappij N.V. Ennia (Eerste Nederlandsche/Nillmij), van 1961 tot 1983
-
lid Raad van Commissarissen Machinefabriek Breda
-
lid Raad van Commissarissen Matubel (Tuschinski)
-
lid Raad van Commissarissen Euralliance
-
voorzitter Raad van Commissarissen N.V. Bankgirocentrale, vanaf 1967
-
lid bestuur Nederlandse Bankiersvereniging, van 1967 tot 1968
-
vicevoorzitter Nederlandse Bankiersvereniging, van 1968 tot 1970
-
voorzitter Raad van Commissarissen N.V. AKZO, van 1969 tot 1 juni 1980 (na fusie AKU en KZO)
-
lid commissie geïntegreerde Nederlandse scheepsbouwindustrie (commissie-Winsemius), van januari 1970 tot april 1971 (voorbereiding fusie Verolme en Rijn-Schelde-groep)
-
voorzitter Nederlandse Bankiersvereniging, van 1970 tot 1977
-
lid Bankraad, van 29 januari 1973 tot 25 maart 1978
-
lid Raad van Commissarissen N.V. Amsterdam-Rotterdam Bank (Amro-bank), van februari 1978 tot 1986
-
lid Raad van Commissarissen N.V. AEGON, van 1983 tot 1986 (na fusie AGO en Ennia)

afgeleide functies, presidia etc.
voorzitter commissie van rapporteurs voor de wetsontwerpen Belastingherziening 1947 (Eerste Kamer der Staten-Generaal), april 1947
Datum toegevoegd: 21/03/2017 door: De Kunsthistoricus
Copyright © 2024 Kunstverzameling Henk van der Kamp - toevoegen aan favorieten
Powered by Zen Cart