19, 20 en 21 Eeuwse Kunst


Toevoegen aan winkelwagen
Maximum: 1

Vries, Jan Murk de Vries
[2006333]

€850,00

5 van 5 sterren5 van 5 sterren

Jan Murk de Vries
1919-2015

Kunstschilder, beeldhouwer, monumentaal kunstenaar en edelsmid.

Geboren te Bolsward op 11-11-1919
Overleden te Harlingen op 09-05-2015

Werkzaam in:
Bolsward
Leeuwarden
Terschelling
Amsterdam 1946 - 1949
Venetië
Harlingen 1964 - 1980
Firdgum 1980 - 1993

Techniek:
Beeldhouwen, olieverf, gouache, pastel, aquarel en tekening

Materiaal:
Metaal, glas, hout, chamotte

Lid van:
Boun fan Fryske kunstners

Literatuur:
Scheen 1969-1970
Hoogveld 1989
Jacobs 1993
Jacobs 2000

Werken selectie:
1958: metaalplastiek (treurende mensen) op de algemene begraafplaats van Sneek
1961: doopvont in de hervormde kerk van Lemmer
1965: doopvont in de kerk van Hidaard
1965: monument op de Joodse Begraafplaats van Harlingen
1966: doopvont in de Koepelkerk te Witmarsum
1972: raam in serviceflat Lenna te Wolvega
1981: Vogels in Harlingen
1985: Kruisbeeld in de Sint-Martinuskerk in Wirdum
2000: monument op de rooms-katholieke begraafplaats van Harlingen
2012: twee ramen in de kerk van Kortehemmen
Jaartal onbekend: acrylaatramen in de Sint-Michaëlkerk van Harlingen

Exposeerde zowel solo als in groepsverband en is vertegenwoordigd met werk in nationale- en internationale collecties van bedrijven, instellingen, gemeentes en particulieren.

De schilderijen van Jan Murk zijn niet uit de losse pols ontstaan, hij is dan ook geen virtuoos, maar wel een gedreven kunstenaar.
Nog volop actief als vijfentachtig jarige en terug kijkend op een artistieke loopbaan die meer dan een halve eeuw bestrijkt.

Zijn oeuvre heeft een indrukwekkende omvang en omvat niet alleen schilderijen en tekeningen maar ook een grote hoeveelheid monumentaal werk.
Alleen al in verschillende glastechnieken heeft hij in Friesland meer dan zeventig ramen uitgevoerd, in al die jaren is Jan Murk de Vries trouw gebleven aan zijn eigen spoor.

In de tijd waarin hij zichzelf als kunstenaar ontdekte, werd een bron aangeboord die nooit zou opdrogen.
Het was kort na de oorlog, na enige privé-lessen bij Tsjomme de Vries in Utrecht, en een opleiding aan de Rijksnormaalschool te Amsterdam voor een middelbare akte van tekenleraren, besloot hij definitief te kiezen voor het kunstenaarschap.

Zonder stimulans van huis uit was dat geen gemakkelijke keuze angezien zijn bewustwording als kunstenaar vrijwel samenviel met de herkenning van zijn homoseksuele geaardheid, betekende dit in die naoorlogse jaren in dubbel opzicht een keuze voor het isolement.

In een tijdgeest waarin het existentialisme hoogtij vierde, kristalliseerde zich een eigen levensvisie die niet alleen werd bepaald door angst voor het bestaan maar evenzeer door een religieuze bewogenheid en een gevoel van diepe verbondenheid met de natuur.

In Amsterdam had Jan Murk de Vries de eerste exposities van Cobra gezien, die destijds veel opzien baarden.
Zijn leermeesters Ap Sok en Johan van Zweden hadden hem ontvankelijk gemaakt voor de verworvenheden van de klassieke modernen, vooral het werk van Braque, Chagall en Picasso had zijn bewondering gewekt.

Al deze invloeden werden verwerkt en uiteindelijk ontstond de zo karakteristieke eigen stijl met een expressieve vormentaal, een heldere lijnvoering en vaak ook een somber coloriet.

Het zoeken naar het universele dat in zijn werk zo duidelijk tot uiting komt, was ook bepalend voor zijn toetreden tot de katholieke kerk in het begin van de jaren zestig, ook hier zocht en vond hij zijn eigen weg.

In 1964 verhuisde Jan Murk de Vries naar Harlingen, waar hij 22 jaar lang zou wonen en werken, deze stad heeft hem altijd na aan het hart gelegen.
Het bijzondere karakter van de oude binnenstad, het compromis tussen land en water, de zeelucht en het wijdse uitzicht aan de Noorderhaven dat alles vormde het ideale decor voor een extraverte Einzelgänger, voor wie de keuze voor de natuur en het isolement nooit ten koste zou gaan van zijn warme belangstelling voor mensen.

De snelle ontwikkelingen die zich in de jaren zestig in de kunst afspeelden hadden weinig invloed op zijn werk.
Zo had hij geen directe bemoeienis met de Bende van de Blauwe Hand die juist in Harlingen in 1965 met haar activiteiten begon.

Maar dat betekende niet dat hij geen oog had voor vernieuwing of zich gereserveerd opstelde ten aanzien van een nieuwe generatie, integendeel jonge kunstenaars werden door hem enthousiast aangemoedigd en konden altijd rekenen op een belangeloos advies.
Het kunstklimaat in Friesland veranderde in de jaren zeventig, niet in de laatste plaats door de toenemende immigratie van artistiek talent uit het westen.

Het werk van Jan Murk werd exemplarisch voor de oudere generatie van wie het werk binnen een expressionistische traditie nauw met Friesland verbonden bleef, hij volgde zijn eigen spoor langs lijnen van geleidelijkheid.
Bovendien was er genoeg te doen op monumentaal gebied bleven de opdrachten aanhouden, met als één van de hoogtepunten een 12 meter hoog raam dat in 1972 werd uitgevoerd in de hal van de serviceflat Lenn' te Wolvega.

De optimistische opgaande beweging zo kenmerkend voor veel van zijn monumentale werk, komt hierin wellicht het meest duidelijk tot uiting.
In het onlangs verschenen compendium Glas in Lood in Nederland wordt ruim aandacht besteed aan zijn bijdragen op dit terrein.
Door de veranderde opvattingen over kunst en architectuur doen deze monumentale toepassingen nu vaak gedateerd aan maar dit effect ligt niet besloten in de kwaliteit van de vormgeving maar in de vertekening die de nabijheid van een verdwijnend verleden teweegbrengt

Met verhuizing naar Firdgum in 1986 komt de Harlinger periode ten einde, de schilderijen op groot formaat die recentelijk zijn ontstaan tonen opnieuw het desolate landschap, dat letterlijk nooit verlaten is, alles beweegt en toch staat alles nog altijd stil dDe kleuren zijn nog wranger, de lijnen zo mogelijk nog tekenachtiger.

Het stempel van Jan Murk is pregnanter dan ooit aanwezig als iets dat niets onberoerd laat eens te meer wordt geprobeerd om het onzegbare uit te drukken in verf, het onzichtbare zichtbaar te maken, de leegte te bezielen.
Op zijn zeventigste jaar heeft Jan Murk de Vries nog altijd het doel voor ogen dat ooit het meest treffend door hemzelf is verwoord, verbondenheid in alle bestaan te ontdekken en daarin eenzaam te zijn.

Huub Mous 1990

Jan Murk de Vries heeft geëxposeerd in binnen- en buitenland en is vertegenwoordigd in vele nationale- en internationale collecties van bedrijven, gemeentes, instellingen en particulieren.

Na een kort verblijf op Terschelling en enige jaren in Workum verhuisde Jan Murk in 1952 naar Leeuwarden, in deze periode die tot 1964 zou duren, kwam hij in artistiek opzicht tot volle ontplooiing. Zijn eerste domicilie vond hij in het Kunstcentrum Prinsentuin, waar hij onder het toeziend oog van mevrouw Faber, destijds directeur van de Fryske Kultuerried enige tijd een woning en atelier aan huis had.

Een tentoonstelling in dit Kunstcentrum waar een op groot formaat geschilderde Mariafiguur opviel door haar monumentale mogelijkheden, gaf aanleiding tot de eerste opdracht.
Er zouden nog vele volgen in allerlei technieken, muurschildering, houtreliëf, metaalplastiek, gezandstraald glas, acrilaatappliqué – waarbij de nodige technische vaardigheid vaak op eigen kracht werd verworven.

De lineaire, expressieve vormentaal met haar biomorfe aspecten beantwoordde uitstekend aan de in de jaren vijftig opkomende vraag naar decoratieve en symbolisch getinte monumentale toepassingen maar ook het vrije werk oogstte succes.

Het viel op in solotentoonstellingen in het Princessehof, Kunstzaal van Hulsen en het Kunstcentrum Prinsentun, maar ook in groepstentoonstellingen o.a. in zijn geboorteplaats Bolsward en in het kader van de kunstenaarsgroep ’t Frysk Palet.

Van nature een begaafd spreker hield Jan Murk in die tijd veel lezingen voor allerlei groeperingen, waardoor bij het grote publiek het beeld werd versterkt van een gedreven kunstenaar, bewust van zijn maatschappelijke positie en met een eigen visie die zich niet beperkt tot de ivoren toren van het kunstenaarschap.

De schrale jaren vijftig werden voor Jan Murk gekenmerkt door een bruisende activiteit die in het werk zijn sporen naliet.
Studiereizen naar Noorwegen, de Pyreneeën, de Dolomieten, Venetië en Parijs leverden een schat van indrukken op die werd verwerkt in schetsen en tekeningen.

Een verlaten huis in de bergen, een kale door de bliksem getroffen boom, een aangevreten paal aan de waterkant waren onderwerpen die zich bij voorkeur leenden als inspiratiebron.
Dat uitte zich niet in subtiele registraties van de werkelijkheid ter plekke maar in brede expressieve gebaren, scherpe hoekige lijnen en soms inktvlekken met geblazen uitlopers.
Het desolate landschap met zijn geheimvolle bezielde leegte keerde altijd weer terug als een paysage interieur dat de reiziger overal met zich meedroeg.

Maar er was ook kritiek deze richtte zich met name op de tekenkundige manier van schilderen en de nadruk op het lineaire, waarin het gevaar school dat de lijn een eigen leven kon gaan leiden.
Eduard Kools, de strenge kunstcriticus van de Leeuwarder Courant verwoordde het in 1957 als volgt, soms wordt het tekenen een tikkeltje te oppermachtig en neigt het schilderwerk naar het decoratieve maar dit lineaire handschrift getuigde tegelijk ook van een sterke bewogenheid en gaf het werk onmiskenbaar een eigen karakter, het stempel van Jan Murk.

Diezelfde bewogenheid kwam ook tot uiting in tekeningen gemaakt naar aanleiding van oorlogen, natuurrampen of politieke conflicten, de in 1956 uitgegeven bundel onder de titel Nagasaki imponeert ook nu nog als een humaan protest tegen de gevolgen van een kernoorlog.

Maar ook de vele tekeningen waarin de milieuvervuiling al in de jaren vijftig aan de orde werd gesteld, zijn achteraf op te vatten als een vooruitziende getuigenis van een geëngageerd kunstenaar.
Datum toegevoegd: 06/07/2007 door: De Kunsthistoricus
Copyright © 2024 Kunstverzameling Henk van der Kamp - toevoegen aan favorieten
Powered by Zen Cart