19, 20 en 21 Eeuwse Kunst


Toevoegen aan winkelwagen
Maximum: 1

Wiegman, Matthieu Wiegman
[2007009]

€450,00

5 van 5 sterren5 van 5 sterren

Matthieu Wiegman
1886-1971

Mattheus Johannes Maria (Matthieu) Wiegman (Zwolle, 31 mei 1886 – Bergen (Noord-Holland), 5 april 1971)[1] was een Nederlandse kunstenaar. Hij was kunstschilder, tekenaar, wandschilder en glazenier, ook zijn van zijn hand affiches en boekbanden bekend.

Wiegman bezocht de Ambachtsschool in Alkmaar. Hij kwam in 1911 in Bergen aan, toen hij zijn studie tussen 1905 en 1909 aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam had voltooid. Hij was samen met Leo Gestel en Arnout Colnot een van de belangrijkste figuren binnen de Bergense School. Hij had veel bewondering voor het werk van Paul Cézanne.

In 1909 maakte hij de opzet van zijn eerste religieuze schilderij, de prediking van Sint-Willibrordus. Tijdens zijn loopbaan maakte hij vele religieuze voorstellingen. De Bergense schilders wezen hem op de nieuwe mogelijkheden. Wiegman deed er naar hartenlust aan mee. Hij stortte zich vooral in het luministische werk. Hij trok ook regelmatig naar Frankrijk om daar te werken. Hij was lid van de Hollandse Kunstenaarskring. In 1918 werd hij op 32-jarige leeftijd gepolst voor het hoogleraarschap aan de Amsterdamse Akademie.

Allengs gaat het optimistische element in het werk van Wiegman steeds meer overheersen, tot in de laatste 20 jaar van zijn leven, waarin hij de felste en hardste kleuren gebruikt, kleuren die zeer ongewoon zijn. Belangrijk voor het werk van Wiegman waren zijn stillevens geďnspireerd door zijn vriend De Zarate. Het liefst gebruikte Wiegman de te schilderen objecten voor vulling van de achtergrond.

Mattheus Johannes Maria (Matthieu) Wiegman wordt op 31 mei 1886 in Zwolle geboren, hij overlijdt op 5 april 1971 in Bergen. Hij is op 3 mei 1911 in 's-Hertogenbosch gehuwd met Johanna Margaretha Adrienne Weijand, Uit dit huwelijk worden een zoon en drie dochters geboren. Zij zijn niet getrouwd gebleven.

In 1894 verhuist het gezin Wiegman naar Spierdijk, waar Matthieu's vader hoofd van de Openbare Lagere School wordt.
Matthieu Wiegman ging van zijn 14e tot zijn 16e naar de Ambachtsschool in Alkmaar, vak huisschilder. Hij leerde Bergen al kennen, zoals hij vertelt aan Klomp (zie Literatuur), tijdens schoolreisjes van de Lagere School in Spierdijk.
Tussen 1905 en 1909 studeerde hij aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, bij Prof. Allebé en Antoon Derkinderen. Daarna kwam hij in 1911 naar Bergen met Joop Fekkes. Zij betrokken samen met Filarski en Leo Gestel een boerderij in Bergen. In 1913 gaat hij naar Schoorl, waar hij een jaar lang samenwerkte met Jaap van der Mey. Na zijn huwelijk ging hij in Schoorl wonen, vervolgens in Amsterdam en daarna – na de geboorte van hun eerste kind – in Bergen in Huize Boschlust aan de Kruisweg.

Leo Gestel bracht Wiegman in contact met Boendermaker, de mecenas van de Bergense School. Toen had hij alle schilderijen uit zijn luministische periode net verbrand. Die schilderijen had Boendermaker willen kopen.
Hij maakte studiereizen naar Parijs (1922), Italië (1922) en opnieuw naar Parijs (1930). In 1940 werden Wiegman, Colnot en Gestel in Parijs overvallen door het uitbreken van de oorlog. Ze gingen naar het zuiden van Frankrijk. Wiegman organiseerde in oktober van 1940 in Parijs nog een tentoonstelling en kwam met Kerstmis 1940 terug naar Nederland waar hij weer ging wonen in Bergen. In augustus 1941 voltrok zich de scheiding tussen Wiegman en zijn vrouw Johanna Weijand.

Ondanks zijn vele religieuze schilderijen noemde hij zichzelf geen religieus schilder. Zijn verklaring was eenvoudig. Elke goede kunstuiting is religieus per definitie. De ontroering teweeg gebracht door een kunstwerk is ‘de ontroering door het geschapene’.

Hij heeft wandschilderingen gemaakt in de Rozenkranskerk in Amsterdam en in de kerk van Bilthoven schilderde hij ‘De Koren der Engelen’.
Matthieu Wiegman, Leo Gestel en Arnout Colnot worden beschouwd als de belangrijkste drie kunstenaars van de Bergense School.

Over zijn vader vertelt hij aan Klomp, dat deze na zijn ontslag als hoofd van een R.K. School in Zwolle en zijn benoeming aan de Openbare School in Spierdijk, het moeilijk kreeg. De pastoor daar preekte tegen de openbare school en zijn vader werd geestesziek en kreeg ontslag. Het gezin verhuisde naar Amsterdam waar zijn moeder zich gedwongen zag een pension te gaan houden. Er was immers geen uitkering en het gezin stond zonder pensioen op straat.
De jongens moesten in Amsterdam werken voor de kost. Matthieu was huisschilder van beroep en werkte in de schilderwerkplaats. Tenslotte werd hij als tekenaar aangenomen bij de bekende tekenaar Vlaanderen. Vanaf dat moment kon hij halve dagen naar de Akademie. Het was een hard leven, voor de kinderen, maar zeker voor hun moeder, voor wie Wiegman een grote bewondering heeft.
Ook zijn vrouw, vertelt hij, is voor zijn werk altijd een grote stimulans geweest. Hij trouwde toen hij een kopie van het Joodsche Bruidje van Rembrandt had verkocht voor ƒ 600,--.

Van Gogh en Cézanne waren voor deze Bergense kunstenaars de grote voorbeelden. Hij verbleef regelmatig in Frankrijk en Italië. Hij was lid van de Hollandse Kunstenaarskring en werd al op jonge leeftijd gevraagd voor een hoogleraarschap aan de Amsterdamse Akademie.
Matthieu Wiegman was in Bergen een gezien man. Iedereen kende hem daar en hij wordt er als een plaatselijke beroemdheid geëerd, aldus Klomp in zijn boek over de Bergense School.

Tussen 1915 en 1925 werkt hij voornamelijk in Bergen in het kader van wat de Bergense School is gaan heten, een stroming die gekenmerkt wordt door wat heet een expressionistisch palet, een enigszins kubistische vormgeving. Ze gebruiken donkere kleuren en felle contrasten.

Vanaf 1920 werd Frankrijk een belangrijke bron van inspiratie, het land en de manier van schilderen van Cézanne. Hij had er veel vrienden en ze werkten er soms maandenlang achtereen. Otto van Rees, Germ de Jong, Dirk Filarski, Manuel Ortiz de Zarate, Jos Croin en anderen. Ze zochten elkaar in de zomer op, logeerden bij elkaar of in elkaars huizen. Ze logeerden ook bij Hollandse kennissen die definitief in Frankrijk waren gaan wonen. Een van hen was de schilder Frits Klein, mogelijk de belangrijkste vriend van Wiegman.

Hij maakt vele prachtige schilderijen, die in vele binnenlandse en buitenlandse musea en particuliere verzamelingen terecht zijn gekomen. Op talloze tentoonstellingen zijn werken van hem te zien geweest.
In musea zoals het Kröller-Müller en het Stedelijk Museum in Amsterdam, het Gemeentelijke Museum in Den Haag en Museum Kranenburgh te Bergen zijn gelukkig nog altijd vele werken van hem te zien. Matthieu Wiegman overlijdt te Bergen op 5 april 1971. In Bergen is de Matthieu Wiegmanweg naar hem vernoemd.

Literatuur:
1. Piet Worm en Tia Worm-Wiegman, Matthieu, Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman, Alkmaar, 1986.
2. Albert Plasschaert, Voorwoord catalogus Stedelijk Museum Amsterdam, 1931.
3. Klomp. D. A., In en om de Bergensche School, Strengholt, Amsterdam (1943)

Bronnen:
1. Wikipedia, lemma Matthieu Wiegman
2. Klomp. D. A., In en om de Bergensche School, Strengholt, Amsterdam (1943)
3. De website: http://www.bergenseschool.nl/Matthieu-Wiegman.htm

Gegevens aangeleverd en bewerkt door: Karel Numan te Schagen (2011).
Datum toegevoegd: 22/02/2017 door: De Kunsthistoricus
Copyright © 2024 Kunstverzameling Henk van der Kamp - toevoegen aan favorieten
Powered by Zen Cart