19, 20 en 21 Eeuwse Kunst


Toevoegen aan winkelwagen
Maximum: 1

Schlechter, Jan Schlechter Duvall
[2006150]

€850,00

5 van 5 sterren5 van 5 sterren

JAN SCHLECHTER DUVALL
1922-2009

JOHANNES,JAN SCHLECHTER DUVALL
Geboren te Tandjong Pandan op het eiland
Belitung,schilder en dichter. Hij is overleden op 10 december 2009.
Van 1941 tot 1945 verbleef hij in een japans gevangenenkamp in Birma,
ontsnapte en reisde door Siam.
Studie aan de Tekenacademie te Amsterdam 1945-50,bezocht Egypte, Sri
Lanka, Malaysia.
Terug in Indonesia, stichte de Volkstekenschool te Bandoeng 1950-56.
Vanaf 1956 woonde hij in Nederland en kwam via Jak van der Meulen en
Laurens Vancrevel in contact met het Surrealisme.
Emigreert naar de USA in 1962, vestigd zich als leraar in Ottumwa, Iowa.
Exposeert met de Surrealist Group of Chicago van Franklin Rosemont, met
de Chileense Surrealisten Ludwig Zeller en Susanna Wald in Toronto en
met Edouard Jaguer's internationale Mouvements Phases.
Keert in 1992 terug naar Indonesia, woont en werkt te Jakarta, Bogor,
Bandoeng, Bali, Surabaya en sinds 1998 te Prigen.
Publiceerde in Brumes Blondes, Arsenal,
Phases en in Rik Lina's Droomschaar.

Beknopte biografie (met dank aan Laurens Vancrevel)
Jan Schlechter wordt op 24 november 1922 geboren in Tandjong Pandan op het eiland Belitung (Billiton). Hij bracht zijn jeugd door op vele plaatsen in de Indische Archipel, aangezien zijn vader gouvernement-bouwkundige was en vaak werd overgeplaatst. Hij doorliep de HBS in Batavia en werd in1939 opgeroepen als dienstplichtige. Van 1942 tot 1945 verbleef hij als krijgsgevangene in Japanse gevangenkampen en werkte als dwangarbeider aan de Birma-spoorlijn. In 1945 reisde hij door Siam (Thailand) waar hij een havenstad bereikte aan de kust van Birma en een schip vond met bestemming Europa. Eind 1945 arriveerde hij in Nederland. Hij volgde een opleiding voor tekenleraar aan de Amsterdamse Kunstnijverheidsschool, de latere Rietveld Academie. Hij raakte geboeid door de Cobra beweging. In 1950 werd hij uitgezonden naar Indonesië om het tekenonderwijs vorm te geven en stichtte in Bandung de Volks-tekenschool. In 1956 keerde hij terug naar Nederland en kreeg een aanstelling als tekenleraar in Groningen en Veendam. Hij raakte bevriend met leden van de schildervereniging ‘de Ploeg’. In 1959 verhuisde hij naar Leiden, waar hij via de dichters Jak van der Meulen en Laurens Vancrevel in aanraking kwam met het surrealisme. In 1962 immigreerde hij naar de USA, naar het stadje Ottumwa (Iowa). Hij kwam in contact met de surrealistische groep in Chicago en nam deel aan talrijke internationale surrealistische groepsexposities. De in Toronto wonende Chileense surrealisten Ludwig Zeller en Susana Wald nodigden hem uit om in Ontario te exposeren. Ook nam hij deel aan groepsexposities van Phases, een aan het surrealisme gelieerde groep van experimentele schilders en dichters. Er werden solo-exposities van hem gehouden in de vermaarde surrealistische kunstzaal ‘Oneiros Gallery’ in San Diego, Californië. Na het plotselinge overlijden van zijn vrouw Jane, besloot hij voorgoed naar Indonesië terug te keren. Met zijn nieuwe Javaanse levenspartner Yuyun vestigde hij zich de laatste tien jaar van zijn leven in het bergdorp Prigen, in Oost-Java. In maart 2002 werd zijn omvangrijke solo-expositie ‘The Mysterious World’ op grootse wijze in Surabaya geopend. Honderden bezoekers waren daarbij aanwezig. Ook de pers wijdde er uitvoerig aandacht aan. In 2006 werd zijn gezondheid instabieler en besloot hij zijn atelier ‘op te doeken’. In plaats van schilderen schreef hij vele brieven en e-mails aan zijn vrienden. Van de gedichten en prozagedichten die hij naar Laurens Vancrevel stuurde, werd in 2008 de bundel Een onordelijk leven samengesteld.
Op 20 december 2009 overleed Jan Schlechter-Duvall in Prigen.

Het werkelijk opwindende museum. Gerbrand Muller

‘Een redelijk mens (…) zou tot de conclusie kunnen komen dat de ontwikkeling van de kunst blijkbaar een einde heeft genomen. Vreemd hoe snel dat is gegaan, zo kort na de buitensporige bloei van een groot aantal uiteenlopende kunstrichtingen … Hoe kan dat? Wat is er dan toch gebeurd?’ Dit waren de slotzinnen van mijn vorige stukje. Maar de kunst is zich natuurlijk blijven ontwikkelen en bevlogen beeldende kunstenaars zijn er uiteraard nog steeds, alleen krijgt het grotere publiek hun werk niet te zien. Wat dat betreft is de situatie niet anders dan in de tijd van de impressionisten en de avant-gardes die op hen volgden. De gevestigde kunstwereld is en blijft onmachtig onderscheid te maken tussen waarachtige nieuwe kunst aan de ene kant en namaak en bedrog aan de andere.


De wegen van de kunst zijn onvoorspelbaar. De door de grote schilder Jörg Remé (Danzig, 1941) gevolgde weg werd door hem niet voorzien maar deed zich als vanzelfsprekend in de loop van tientallen jaren aan hem voor. Bijna onopgemerkt door de Nederlandse kunstwereld (zoals indertijd zijn grote landgenoot Max Beckmann, die in de oorlogsjaren zijn toevlucht in Amsterdam had gezocht) schiep hij een grote reeks meesterwerken: complexe droomachtige voorstellingen, vreemd en meeslepend, steeds met grote precisie en trefzekerheid geschilderd.
Onopgemerkt en veronachtzaamd door de Nederlandse kunstwereld is ook de graficus, kalligraaf en schilder Rik Lina (1942; leerling van Jan Elburg). Zijn schilderijen en tekeningen zijn adembenemend door de gedurfde, vaak duizelingwekkend complexe combinatie van abstracte vormen en figuratieve voorstellingen. Rik Lina is een meester van het licht, dat in blinkende banen door zijn composities schiet.
Nieuw is een van de woorden die bij me opkomen als ik voor een werk van Jörg Remé of Rik Lina sta, verrast en opgetogen, als een reiziger voor wie zich een vergezicht opent, anders dan hij ooit gezien heeft of had kunnen dromen.


En hoe moet ik de verrassing, de bewondering en verwondering beschrijven die ik voelde toen ik voor het eerst werk zag van Jan Schlechter (Billiton, 1922), nu al ruim veertig jaar geleden? In een boekje dat Schlechter zelf enige jaren geleden in Indonesië het licht deed zien schreef ik het volgende:
‘Van Jan Schlechters werk heb ik gehouden vanaf het moment dat ik het voor het eerst zag, kort na 1960. Die eerste keer staat me nog helder voor de geest. Jan woonde toen in Leiden en waarschijnlijk op aanraden van Laurens Vancrevel of van Jak van der Meulen ging ik op een avond naar hem toe om zijn schilderijen te bekijken. Hij bracht me daarvoor naar het souterrain van de flat waar hij woonde. Even stonden we daar in het donker, toen draaide hij het licht aan. Verrast en opgetogen keek ik in het rond. De op hardboard geschilderde voorstellingen die aan de wanden hingen waren anders dan alle kunst die ik tot dan toe had gezien. Toch vond ik ze niet ‘vreemd’. De kleurrijke, raadselachtige taferelen met figuren van mensen en dieren schenen me integendeel bijzonder vertrouwd. Terwijl ik de schilderijen bekeek werd ik in een wereld gevoerd vreemd en tegelijk bekend: ‘mijn’ wereld. Dat de taferelen me vertrouwd waren werd misschien deels in de hand gewerkt doordat ze de sfeer van Indonesië ademden, waar mijn moeder is geboren en waarover ik veel verhalen had gehoord. Toch is dit niet meer dan een gelukkige bijkomstigheid. De aantrekkingskracht die Jans werk op me uitoefent wordt in de allereerste plaats veroorzaakt door de grote rijkdom van zijn verbeelding.
Het werk van Jan Schlechter heeft in de loop van de tientallen jaren nadat ik ermee kennis had gemaakt een grote ontwikkeling doorgemaakt. De schilderijen en tekeningen die hij zo nu en dan naar Nederland stuurde hebben me steeds opnieuw verrast en betoverd. Woorden die me erbij invallen: geheimzinnig, prachtig, betoverend, beangstigend, aangrijpend, virtuoos, bar, sierlijk, raadselachtig.
Dat naar verhouding nog altijd maar weinig mensen het prachtige van Jan Schlechters werk zien verbaast me en maakt me kwaad. Ik ben benieuwd of zijn werk nog eens onder een veel ruimere groep mensen de erkenning zal krijgen die het verdient. Jan zal het waarschijnlijk weinig uitmaken, maar voor die ruimere groep mensen zou het een verrijking betekenen.’


Wat een feest zou het zijn in de zalen van het Stedelijk of van het Gemeentemuseum werk te zien van Jörg Remé, Rik Lina, Jan Schlechter en van nog zo veel andere door de officiële kunstwereld veronachtzaamde uitzonderlijke kunstenaars! Helaas ondenkbaar. Waarom toch? Dat is vragen naar de bekende weg. André Breton, dichter en gangmaker van de Franse surrealistische beweging, schreef al in de jaren vijftig: ‘De kunstkritiek en de commercie spannen samen om een opgeblazen belang toe te kennen aan uitingen die geen enkel contact hebben met de werkelijke ‘innerlijke’ problemen van het leven.’ Ik ontleen dit citaat uit het mooie artikel van Laurens Vancrevel in het grote boek dat enkele jaren geleden over Jörg Remé verscheen (Remé Art Foundation, 2003). Vancrevel vervolgt zelf: ‘De alles overwoekerende blijken van die triviale massacultuur worden inmiddels door de gevestigde orde in het geheel niet meer als een negatieve factor beschouwd, maar zijn met publicitair geweld tot een stilzwijgende sociale norm geworden.’ (p.332)
Voor de ware kunstliefhebber zit er niets anders op dan de kunstenaar in zijn atelier op te zoeken of een bezoek te brengen aan de schaarse kunstgaleries die werk van waarachtige eigentijdse kunstenaars tonen. Galerie Kuntur is bijvoorbeeld zo’n galerie (Kerkstraat 433, Amsterdam, geopend donderdag t/m zaterdag 11.00 - 17.00 uur).


Het zou me verheugen als de bij dit stukje opgenomen reproducties (Lina boven en Schlechter beneden) de lezer althans een flauwe indruk gaven van de kracht en het grote belang van het werk van de drie hier genoemde kunstenaars.



Even people who venerate the Surrealist art in the Art Institute's Bergman Collection might be surprised to find that those marvelous works of art are not like dinosaur bones, but part of a living tradition: there are artists here in Chicago who are part of an international group of Surrealists. Penelope and Franklin Rosemont along with other members of the Chicago Surrealist Group, followers of French artist Andre Breton, whose hospitality and approval they enjoyed in Paris during the sixties, are still avidly engaged in Surrealist practice. A collection entitled "Surrealism Here and Now," generated by the Chicago Surrealist group and their far-flung friends, is currently hanging at the Heartland Cafe in Rogers Park. On one level, the cozy Heartland does not enjoy the glossy high art sanction that the Art Institute might confer; on another, the work retains the authenticity of Surrealist practice, because it inhabits a milieu much like the original cafes in Paris where the great waves of Modernist art arose out of conversation, argument, revelry, intrigue, poetry and, of course, radical politics.



At the Alchemists' Ball, 2002
Acrylic on canvas
42"x68"
© Penelope Rosemont 2002

Cultural theorist Guy Debord, poet Octavio Paz, Herbert Marcuse, Photographer John Clarence Laughlin and a host of others, known and unknown, have been part of the ongoing dialogues which inform the work of the artists whose images are on display at the Heartland. Living Blues Magazine's Editor Paul Garon, has been a significant participant as well. Several distinctive genres of work, paintings, assemblages, broadsides, collages and Exquisite Corpses vie for our attention. The work is hung salon style, one piece over another, rather than only side by side.

The Exquisite Corpse is in some ways, the most perfect Surrealist artifact. It is a drawing, painting -- or a poem -- which is begun by one artist and passed on to another artist. Sometimes the subsequent artist can see what the other artist has done, at other times, the artists work together even though they can see one another's work. This technique produces radical disjunction in realities, because each person's subjective reality is different from the next. So an image may combine a boat and duck and a woman and yet cohere as a metamorphic being that is greater than the sum of the juxtapositions that create it. Juxtaposition is likewise key to Surrealism because it allows free expression to the essential differences between people and functions to reach something larger which arises from the shock created by their coming together. In addition, juxtaposition reproduces the logic of dreams, displacing and condensing images, and subverting rational catagories.



Return to Cibola, 2002
Color Pencil, Ink on paper
20"x28"
© Franklin Rosement,
Penelope Rosemont
and Ody Saban 2002


For those of us involved with the arts, especially the visual arts, the long term effects of competitive individualism are often enervating and isolating. The technique for producing an Exquisite Corpse allows the artist to unschool him or herself, to disregard the exhausted formulas of art for images that will, because conscious control has been relinquished, speak freely and playfully. According to the tenets of Surrealism the heuristic energy of the unconscious, which, because it is outside the constraints of socialization, reveals truths that are ordinarily repressed. I love the Exquisite Corpses because I feel collaboration is a habit that we all need to practice at the same time, it's not merely a technique, on the purely visual level, there is an admirable directness and honesty to the drawing or language that makes up the piece. The Exquisite Corpses by various artists and writers at the Heartland are complex and fascinating. They seem like mysterious diagrams, laden with hermetic meanings that are just out of reach and, indeed, they are. The pluralistic, utopian, syndicalist freedom that the Surrealists would like to create seems to exist only in the ephemeral body of the group these days.



The Golden Fleece, 2002
Oil on board
25"x22"
© Schlecter Duvall 2002

Wonderful frieze-like biomorphic totem paintings by Penelope Rosemont capture the complex polyrhythms of Free Jazz. In addition to having published an important book entitled Surrealist Women: An International Anthology with the University of Texas Press, Penelope Rosemont's paintings have been shown at the Venice Biennale. Jagged abstractions -- Flipside of the Dialectic and Queequeg Throws the Dice -- are laden with philosophical, political and literary allusions, by Franklin Rosemont whose own polymorphous history is not only exciting because it directly links the group to so many important radical and utopian movements of the twentieth century, but because it confirms Chicago's identity as an important site of a potent working class marginality which nourishes the arts more than any grant or private fortune. Small Arshile Gorky-like abstractions in sublime colors by an Indonesian painter and poet named Schlechter Duvall stand out, as do the disturbingly lucid photo collages by Jan Hathaway. An unsettling set of photocollages on sheets juxtapose text from Grimm's fairy tales with images of erotic discovery in a piece by the youngest Surrealist (the oldest is in his 80s) 17-year-old Ruth Oppenheim-Rothschild. Many of the titles and the works themselves capture the musings of poets who resist the traditional separations between verbal and visual arts, notably African-American poets Jayne Cortez and Ted Joans. The room is full of interesting work and the stories and connections from which it all emerges are most assuredly part of the alchemy of the exhibition even if we can't know them all.

Along with the art there are many intriguing publications for sale. The books are a critical and inseparable part of Surrealist practice, rather than merely commodity fetishism. Among them are: Franklin Rosemont's authoritative collection of Breton's writings, Penelope's anthology Surrealist Women, with its astute introductions to forgotten women, Paul Garon's book, Woman with Guitar: Memphis Minnie's Blues, various manifestos and an Anthology of American Surrealist poetry translated from the French, where American Surrealism is appreciated like Gangster Films were in another age, for their violent and anarchic vision and ultimately optimistic innocence. "Surrealism Here and Now" remains until September 21 and readings -- notably Ted Joans -- and publication parties are scheduled for the duration of the exhibition. A broadside is available at the Heartland.

--Janina Ciezadlo

Janina Ciezadlo is a Chicago painter, printmaker, photographer, and free-lance writer. She is a lecturer at University of Illinois/Chicago.

Editorial Note: "Surrealism Here and Now" presents fifty-five paintings, drawings, and collages in the East Room gallery. Several books by artists in this exhibition are available in the Heartland Cafe's bookstore.

Artists in the show are: Gale Ahrens, Jennifer Bean, Jen Besemer, Laura Corsiglia, Jayne Cortez, Guy Ducornet, Rikki Ducornet, Schlechter Duvall, Beth Garon, Robert Green, Jan Hathaway, Don LaCross, Mary Low, Tristan Meinecke, Anne Olson, Ruth Oppenheim-Rothschild, Franklin Rosemont, Penelope Rosemont, Ody Saban, Debra Taub, and Joel Williams.

Books mentioned in www.artscope.net reviews may be purchased through this site's amazon.com link. Penelope Rosemont's Surrealist Women: An International Anthology was issued by the University of Texas Press (1998). Paul Garon's Woman with Guitar: Memphis Minnie's Blues was issued by Black Swan Press/Surrealist Editions (P.O. Box 6424, Evanston IL 60204; a book catalogue is available). Surrealist books are also sold at Chicago Rare Book Center, 56 West Maple, Chicago, Illinois, 60610 (Tel: 312/ 988-7246). Surrealist Experiences (Black Swan Press: 2000) was reviewed earlier in this magazine (August:2000). An earlier generation of "American Surrealists" was reviewed in www.artscope.net (April:2001). "What is Surrealism?" is probably the best statement of the movement's original intents. Franklin Rosemont has compiled and edited a selection of Breton's writings under that title. It is available from Pathfinder Press.
Datum toegevoegd: 19/08/2006 door: De Kunsthistoricus
Datum toegevoegd: 19/08/2006 door: De Kunsthistoricus
Copyright © 2024 Kunstverzameling Henk van der Kamp - toevoegen aan favorieten
Powered by Zen Cart